Deel 9 feuilleton

 

Weer op weg

’s Morgens werden we door en door koud en stijf van het liggen op de grond, ruw gewekt:

‘Aufstehen, Aufstehen! Kranken mit einem Brief vom Arzt müssen sich melden.’

Naast de schreeuwende soldaat stond een arts, witte jas opengeslagen over zijn uniform en stethoscoop om zijn nek. Hij liet zijn blik gaan over de armetierige groep mannen en jongens. Koud en zonder enig mededogen.

Daar zullen we niet veel van hoeven te verwachten, dacht ik.

Spontaan begonnen in de groep mannen te hoesten en te proesten en hun geluid voegde zich bij het hoest concert van degenen die hier al de hele nacht mee bezig waren.

Kees stootte me aan: ‘Kom, dan gaan we kijken of we Henkie kunnen laten afkeuren, die knul moet terug naar zijn moeder.’

Ik keek naar Henk. Het ging duidelijk niet goed met hem. We waren allemaal koud, onze kleren nog doorwaternat van de vorige dag, maar Henk zag lijkbleek, lag te klappertanden en was nog steeds diep in slaap. Johan zat met een ongeruste blik naast hem.

‘Hoe is het met jou Johan?’ vroeg ik.

‘Met mij is het oké jongens, laten we ons best doen voor Henk. Ik red me wel.’

Ik voelde aan het voorhoofd van de arme knul. Hij gloeide van de koorts. Met zijn drieën maakten we hem rustig wakker.

‘Hé Henkie, opstaan knul. We gaan met je naar de dokter. Hé Henkie, wakker worden joh.’

Langzaam opende hij zijn ogen.

‘Wa…? Wa…?’ mompelde hij.

‘Luister Henk, we gaan met je naar de dokter, kijken of we een vrijstelling voor je kunnen krijgen. Kom sta op.’

Wankelend ging hij op zijn benen staan. Kees en Johan ondersteunden hem en met zijn vieren liepen we in de groep mannen achter de soldaat en de Duitse keuringsarts aan.

Aangekomen in een grote hal moesten we allemaal naast elkaar gaan staan. Ik zag wel een paar honderd man verzameld, de een nog ellendiger dan de ander. De meesten speelden duidelijk theater.

‘Attest! Attest!,’ snauwde de arts tegen de mannen in de voorste rij.

Sommigen lieten een brief zien van hun huisarts. De mannen zonder brief werden direct bij hun kraag gepakt en met hier en daar een tik of een schop weer teruggezonden naar het veld waar nu iedereen weer verzameld was. We schoven Henk naar voren. ‘Attest!’ herhaalde de arts ongeduldig.

Ik haalde mijn schouders op: ‘Er ist letzte Nacht krank geworden.’

De schoft keek niet eens naar de doodzieke Henkie. Zonder mededogen moesten we met hem terug naar de menigte op het veld.

Uren stonden we daar te wachten, tot uiteindelijk de mannen die blijkbaar waren afgekeurd naar buiten kwamen. Ze werden voor aan de rij gezet toen de deuren weer open gingen van het stadion.

We schuifelden naar buiten, waar we in rijen van acht moesten gaan staan. Ook nu stond er buiten het stadion een menigte vrouwen met allerhande spullen. Zodra de eersten van ons zich buiten het stadion begaven was het een herrie van jewelste. Vrouwen schreeuwden de namen van kind en man. Soms hoorde een man zijn naam en zocht dan waar het geluid vandaan kwam. De soldaten kregen ook nu de heftigste Rotterdamse verwensingen naar hun hoofd geslingerd. Vlak naast ons hoorden we een vrouw gillen: ‘Piet, Piet!’

Een man voor ons keek waar het geluid vandaan kwam en zwaaide naar haar: ‘Hier, hier!’ Voordat iemand haar tegen kon houden was ze al bij hem en gaf hem een pakketje brood en een warme jas. Kuste hem nog snel, net voor een soldaat haar weg trok en we hoorden haar roepen: ‘Jullie gaan naar de Nassaukade en worden daar ingescheept, ik loop met je mee hoor Piet.’

Ruw werd ze tussen de andere vrouwen teruggeduwd. De man mocht zijn spullen houden.

Wij keken elkaar aan. Wat zou dit betekenen? Ingescheept? Deze massa mannen? Hoeveel binnenvaartschepen zouden daar niet voor nodig zijn?

De stoet kwam in beweging, opgezweept door de soldaten. ‘Schnell, Schnell.’ Langs de Stadionweg stond het vol scheldende vouwen, vaak met kinderen. Het geroep om kind en man samen met alle verwensingen was in een vreemd contrast met de stilte in de lopende rij mannen. Het gaf me een gevoel alsof we als mak slachtvee werden afgevoerd naar de slachtbank. Net als de anderen keek ik steeds rond of ik mijn pa en ma zag.

In de Oranjeboomstraat hingen de vrouwen uit de ramen en stonden in de deuropeningen met kleding en eten voor ons. Scheldend, huilend, wanhopig. Maar ook ons moed in schreeuwend. Hartverwarmend hoe spullen ons werden toegeworpen. Het lukte ons om een deken en wat eten op te rapen. De deken legden we om de schouders van Henk. Het eten deelden we met elkaar, samen met het eten wat Kees nog had. Toen we langs bakkerij Jansse liepen kreeg ik een stuk brood in mijn handen gedrukt. De bakker stond het zelf uit te delen met tranen in zijn ogen. Zodoende hadden we wat extra ontbijt. De dag zou zeker nog lang duren, daar waren we van overtuigd.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

Niet alle mannen gingen de weg die onze getuige volgde. Een deel heeft een groot stuk gelopen. Een ander deel werd ingeladen in treinwagons richting het noorden. Er zijn bijna geen foto’s van de reis. Op de site laat ik wat zeldzame opnames zien van mannen die via Haarlem richting Amsterdam werden vervoerd met de trein.

Het verzet had snel plannen gemaakt hoe de wegvoering te saboteren, en had de spoorlijn ter hoogte van Haarlem vernield. Het duurde lang voordat het spoor gerepareerd was. De chaos was daar compleet. Bij het luchten namen enkele mannen de benen en hoewel er met mitrailleurs op ze werd geschoten, ontkwamen de vluchters. De truc die al eerder was toegepast lukte ook hier: een Haarlems meisje gaf één van de mannen een arm en wandelde met hem weg. Een andere man verstopte zich in de kar van een Haarlemse bakker die brood had gebracht en het verzet nam samen met het Rode Kruis tientallen zogenaamd zieke mannen mee. Later ondernam het verzet nog een spectaculaire actie met deze mannen. Verkleed als SD’ers haalden ze de mannen op uit het ziekenhuis en vervoerden ze naar onderduikadressen.

Een bijzonder detail over bakker Jansse. De bakkerij Jansse was een bekende bakkerij van 1876 tot 1963 in Rotterdam met veel vestigingen. Wim Jansse, de bakker uit het verhaal heeft in een uitgebreid artikel (DE BAKKERIJEN J. JANSSE WZ., 1876-1963 DOOR W. JANSSE) over de geschiedenis van zijn bakkerij geschreven. Over de november dagen schrijft hij en ik citeer:

‘Maar nu, op 10 november, begon een mensenjacht zoals men zich niet had kunnen voorstellen. Bevel: 'Alle mannen van 17 tot 40 jaar moeten onmiddellijk na dit bevel met de voorgeschreven uitrusting op straat gaan staan. De andere bewoners moeten in hun huizen blijven. Men mag zijn woonplaats niet verlaten. Wie poogt te ontvluchten "wird erschossen”. Om acht uur zagen wij onze chef De Bruijn al voorbijkomen met nog eens honderd mannen, op weg naar het stadion. Daar verzamelden zich in de loop van de morgen tienduizenden mannen, van wie ik reeds 's morgens de eerste rijen door de Oranjeboomstraat zag komen om in Rijnschepen te worden geladen. Rijen zo lang als de hele Oranjeboomstraat, zes a zeven mannen naast elkaar. Velen waren zo van de straat opgepikt. Een slager in zijn witte jasje en op klompen. Zijn vrouw bracht hem een jekker en ik een brood. Er waren veel bekenden bij en ik holde heen en weer van de bakkerij naar die ongelukkige kerels. Wat te voorzien was: iedereen vloog op mij af en ik werd door de Duitsers weg gesnauwd. Ik liet een wagen met brood laden en naar de kade rijden bij de boot om zovelen als mogelijk was een half brood toe te stoppen. Woest werd mij bevolen te vertrekken, anders moest ik mee. Een groot deel van de mannen bracht eerst nog een dag en een nacht in het stadion door. De volgende morgen zagen wij De Bruijn weer voorbijkomen, vrijgelaten, maar als een gebroken mens. De gevolgen voor de zaak (NB zijn bakkerij) waren ruïneus. Ik schat dat er van de 170 bezorgers maar 70 over waren. De eerste dagen werd er niet bezorgd aan de linker Maasoever. Honderden vrouwen stonden voor de bakkerijen. Het duurde dagen voordat mannen zich weer buiten waagden. Wij combineerden wijken en namen vrouwelijke bezorgers aan.’

Einde citaat.

 

Foto links: een van de weinige foto's van de reis. Hier het oponthoud in Haarlem. Op achtergrond St. Bavo.

Foto rechts: Bakker Wim Jansse