Feuilleton deel 28
Weerzien
Vandaag werd er wat extra brood gebracht door een bakker uit Schüttorf. Het was nog vroeg en we stonden allen te koukleumen bij het eindeloze tellen van het ochtend appèl. Geheel onverwacht wat extra! Het gebeurde wel eens meer. We waren onze bewakers altijd zeer dankbaar voor dit soort traktaties. Hoe bizar! Als een hond die kwispelt als je hem een afgekloven kippenbotje toewerpt. Dit keer werd het brood gebracht door de bakkersknecht met naast hem een bewaker. Ik stootte Kees aan en fluisterde: ’Kijk, dat is Johan.’
Johan wist natuurlijk niet dat we hier gedropt waren. Toch zag ik zijn blik zoekend door de rijen gaan. Even keek hij mijn kant op, maar hij herkende me blijkbaar niet. Toen, ineens, schoot zijn blik terug naar Kees. Hij ziet Kees! Dank voor je mooie rooie haardos Kees, ook al is hij meer modderbruin dan rood inmiddels! Johan stak zijn hand een beetje op, zoals hij ook voorzichtig afscheid van ons had genomen. Ik zag wel dat hij geschrokken was van wat hij hier aantrof en ons zo te zien.
Ik maakte een kleine hoofdbeweging, ten teken dat wij hem ook opgemerkt hadden. Hij zag er goed uit. Duizend keer beter dan wij. Schoon, goed in de kleren. Hij zou ook vast geen ongedierte bij zich hebben. Ik was blij voor hem, maar ook wel een beetje jaloers. Wat een verschil! Johan deed zijn hoofd met een knikje naar achter en haalde zijn wenkbrauwen op; het teken van: Hoe is het?
Brutus liep druk de rijen door. Hier en daar klappen uitdelend als iemand naar zijn zin niet goed in de houding stond. Toen hij even een andere richting uitkeek, tilde ik mijn hand tot borsthoogte op en gaf Johan een duimpje: Oké! Ik wilde niet dat hij zich zorgen om ons maakte.
Een bewaker had mijn gebaar opgemerkt, en zonder een woord, stapte hij op mij af en gaf me met zijn vuist een klap in mijn gezicht. Het duizelde me en ik voelde het bloed uit mijn neus stromen. Ik proefde de ijzersmaak van bloed in mijn mond.
Brutus draaide zich om en keek wie deze verstoring van zijn ochtendritueel had veroorzaakt. Met grote passen liep hij op mij af en vroeg de soldaat: ‘Was ist?’
‘Er bewegte sich, Herr Lagerführer!‘ antwoordde de soldaat.
Brutus haalde uit met zijn knuppel en trof me hard op mijn bovenarm. Het was of mijn arm ontplofte. Nogmaals haalde hij uit en sloeg me op mijn slaap.
Een paar uur later kwam ik bij. Ze hadden me op een matras gelegd in de ziekenhoek. Ik had een bonkende pijn in mijn hoofd, was misselijk en mijn oor suisde. Moeizaam stond ik op en zwalkte naar de ton. Met mijn kop boven de stinkende poepwalm van de afgelopen nacht gaf ik over, liep erna naar de kraan en stak mijn hoofd eronder. Waste het bloed uit mijn haar en van mijn gezicht. Spoelde mijn mond om de vieze smaak van gal kwijt te raken. Ik voelde niets, behalve de pijn in mijn hoofd. Geen enkele emotie. Hooguit voelde ik me dom dat ik zo onvoorzichtig geweest was om de regels te doorbreken. Ergens in de verte dacht ik: waarom ben ik niet woedend op die beul? Ik zou hem moeten haten, maar blijkbaar zijn al mijn gevoelens uitgeschakeld om in deze waanzin te overleven. Voor gevoelens is blijkbaar geen plaats. Geen woede, geen verdriet, geen angst, niets! Als ze er al zijn, stop ze weg! Diep van binnen! Overleven is het enige. Doen wat gedaan moet worden. Gehoorzaam! Loop mee in de pas of ga kapot.
De gouden regel dat je twee dagen ziek mocht zijn, gold voor mij blijkbaar niet. ’s Avonds was Jim samen met Henk langsgekomen. Jim vertelde me dat ik waarschijnlijk een hersenschudding had. Mijn bovenarm was bont en blauw, maar niet gebroken. Henk waarschuwde me dat ik de volgende ochtend gewoon op appèl klaar moest staan. ‘Doe je best om extra stram in de houding te staan en laat geen zwakte zien. Brutus is een bloedhond, als hij ziet dat je verzwakt bent of pijn hebt, ben je aan de beurt. We hebben het eerder gezien, dan gaat hij helemaal los op je. Doe alsof er niets gebeurd is, dan heb je de grootste kans dat hij je met rust laat.’
Hij stopte me een gepofte aardappel toe. ‘Hier, wat extra’s, geniet ervan. Speciaal voor jou gejat.’
‘Dank je Henk.’ Het was niet alleen een heerlijke traktatie, maar ook was het goed om even iets te voelen. De warmte dat mensen voor je zorgden en de kameraadschap van deze drie mensen. Want ook Kees was inmiddels bij me komen zitten en keek me bezorgd aan.
Het was ook een vreemde mengeling van kameraadschap en egoïsme in onze loods. We waren op elkaar aangewezen en er was zeker zorg voor elkaar, zoals ik op deze avond ervaarde. Maar ook was er de ijzeren wet van: ‘Ieder voor zich en God voor ons allen.’ Je stond helemaal alleen als je op je donder kreeg van onze beulen. Iedereen zorgde dan voor zijn eigen hachje en je hoefde er niet op te rekenen dat iemand voor je opkwam. Als je niet in staat was om je te vermannen en je verdriet de vrije loop liet, trok men al heel snel de handen van je af. Ieder had genoeg aan zichzelf, troosten was er niet bij. Hoe hard ook, uitingen van verdriet, heimwee, angst of zwakte zag men als een soort van lepra. Daar moest je met een bocht omheen lopen. Of zelfs keihard tegen optreden, zoals Henk deed. Vaak gaf hij zo’n jongen een tik. Natuurlijk niet zoals Brutus deed. Een tik met de vlakke hand en een enkel woord: ‘Stel je niet aan knul!’ of ‘Wees een man!’
Vaak hielp het en dan zag je zo’n jongen of zelfs oudere man zich oprichten. Soms ook niet en dan kwijnde zo iemand weg.
Van elkaar stelen was er niet bij. Als we dat merkten dan werd er hard opgetreden. De eerste keer een waarschuwing en vaak een schop of tik van de bestolene. Ook kreeg men van Henk de belofte dat de tweede keer gemeld werd bij Brutus. Die nam je ongenadig onder handen. Vreemd genoeg was het toch een paar keer voorgekomen. De honger was voor sommigen te groot en bewaarde stukken brood een te grote verleiding. Henk was dan onverbiddelijk en stapte naar Brutus, doof voor het gesmeek van de dief om genade. Op het terrein voor de loods werd men vastgebonden over een tafel, de broek ging omlaag en met volle kracht haalde de beul tien keer uit met een leren bullenpees.
Het gegil ging door merg en been en zitten was er voorlopig niet bij.
+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++