Feuilleton deel 6

 

En nu, een paar maanden later met de bevrijders in aantocht, hadden ze ons in de tang. Geen eten, geen kolen om de kachel te stoken en nu de mannen als vee bijeengedreven. Zou dit dan hun laatste vergeldingsactie zijn? Hun laatste oorlogsdaad? Ik rilde bij het idee wat ze met ons konden doen, maar zette die gedachte direct weer uit mijn hoofd. Nee, ze zouden toch niet zo’n massa mannen afslachten?  Maar die geruchten over die verschrikkelijke kampen dan? Dat ze de Joden die waren afgevoerd gewoon vermoorden? Die verhalen bleven hardnekkig bestaan, ook al was het Rode Kruis in juni nog gaan kijken in Theresienstadt. Ze hadden gemeld dat het prima geregeld was daar. Geen sprake van moordpartijen. Toch bleven de geruchten bestaan.

Ik schrok op uit mijn overpeinzingen. Een officier schreeuwde dat we in rijen van vier moesten gaan staan en ons moesten klaarmaken voor vertrek. Het gevolg was een chaos van jewelste. Geduw en getrek. Ook wij wilden naast elkaar staan en wurmden wat vreemde snoeshanen tussen ons uit. Voordat de rij naar de zin was van de officier hadden heel wat treuzelaars al een trap onder hun achterste te pakken. Het was inmiddels middag en ik zag door de openstaande deur dat het nog steeds regende. Langzaam stroomde de zaal leeg om plaats te maken voor de volgende groep die al klaarstond, verzameld uit een ander deel van Zuid.

Wij moesten ons voegen in een grotere rij die via de luchtbrug richting Dordrecht liep.

‘Je hebt gelijk Kees, we gaan naar het Feijenoord stadion.’ Kees knikte alleen, om zich heen starend naar de massa mannen. ‘Tjee man’, verzuchtte mijn vriend, ‘volgens mij hebben ze elke vent van Zuid te pakken.’

Inmiddels hadden de vrouwen, veelal met kinderen aan de hand of op de arm, de angst van zich afgeschud. Massaal liepen ze met ons mee. De soldaten hielden ons met grof geweld gescheiden van hen. Wij over de rijbaan, de vrouwen op de stoep en de soldaten al scheldend en slaand ertussen. Ze konden nauwelijks boven het geluid van het gekrijs en gehuil van de vrouwen en kinderen uitkomen. Een vrouw had blijkbaar haar man gespot want ze liep brutaal met haar kind op de arm de rij in, gaf haar vent een arm en liep zonder een woord te zeggen met hem uit de rij. Onopvallend, zonder haast te maken, liep ze met man en kind de trap van de luchtbrug af. Zij hadden geluk en kwamen ongezien weg. Een andere vrouw probeerde de truc ook, maar werd ruw door een soldaat teruggeduwd naar de stoep. Kees zag het tafereel, keek me aan en vroeg: ‘Zullen we het op een lopen zetten? Het is nou zo’n zootje, ze hebben vast geen aandacht voor ons.’

Ik wees op de mitrailleurs en het kanon dat bij de Breepleinkerk was opgesteld. ‘Lijkt me niet zo slim Kees, veel te gevaarlijk.’ Ook Henk en Johan schudde angstig hun hoofd. ‘N…n… nee joh…’ stotterde Henk bibberend. Hij had het nog niet gezegd of we hoorden achter ons een salvo uit een mitrailleur. Het was niet te zien of er mensen werden neergeschoten of dat het waarschuwingsschoten waren.

Voort ging het naar het stadion. De rijen na de schoten nu weer duidelijk gescheiden. Bij de toegangshekken was het een gedrang van jewelste. Er was ook een hele menigte vrouwen en kinderen die een hels kabaal maakten. Er waren er die met pakketjes, dekens, jassen en koffers naar het stadion gekomen waren. Hopend hun kind of man te vinden en het over te kunnen dragen. Riepen luid de namen van hen, scholden, blijkbaar zonder angst, de soldaten uit voor alles wat lelijk was. De haat was op hun gezicht te lezen. Kinderen huilden en riepen om hun vader. Ik keek ook of ik mijn ouders zag, maar kon ze nergens ontdekken. Henk schreeuwde om zijn moeder: ‘Ma, ma… ik ben hier. Hier… Henkie! Ma!’ Het was tevergeefs.

Tussen een ondoordringbare haag van soldaten, geweren in de aanslag, gingen we door de grote poorten het stadion in.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

Men had geen idee waar men naar toe gebracht werd en voor hoelang. Al heel snel verlieten vrouwen, vaak met de kinderen op de arm, hun huizen. Dit tegen het bevel in om thuis te blijven. Men werd steeds brutaler en schold de soldaten op zijn Rotterdams de huid vol. De truc om in de rij te stappen en gearmd met man of kind weg te lopen wordt regelmatig met succes toegepast. Soms uitgevoerd door de heldhaftige vrouwen met een wildvreemde man.

Er was ook een andere groep vrouwen die op hoge poten naar politiebureau Sandelingenplein toe was gestapt. Dit om boos te melden waar nog onderduikers zaten. Hun man of kind was tenslotte ook opgepakt! Het was zo druk op het bureau, dat men in de middag besloot het bureau te sluiten.

Juli 1944. De inspecteurs van het Rode Kruis worden door de nazi’s rondgeleid in Theresienstadt. Ervoor zijn de transporten naar Auschwitz flink opgevoerd, zodat het niet zo vol lijkt. Gordijnen en bloemen worden achter de ramen geplaatst. Er is schoongemaakt, er is een nep stad gecreëerd met winkeltjes, scholen, spelende kinderen, parken, cafés. Een plek waar het goed toeven is. De mensen van het Rode Kruis trappen in het toneelstuk en zijn tevreden.