Feuilleton deel 13

 

De schrik zat er goed in bij ons toen een schipper die onder ons was vertelde dat dit moest betekenen dat we het IJsselmeer over zouden varen.

‘Het IJsselmeer met deze scheepjes? Die breken zo in tweeën!’ klonk het uit de groep. ‘Ja, en wat dacht je van die Engelsen boven je hoofd?’ riep een ander. ‘Het IJsselmeer is de veiligste vliegroute die de geallieerden gebruiken om Duitsland te bombarderen. Dat konvooi van ons wordt binnen de kortste keren opgemerkt.’

Eén man maande iedereen tot kalmte. Hij bleek een Rotterdamse wijkagent te zijn. Ik hoorde later dat hij door de moffen op bureau Sandelingenplein gegijzeld was tijdens de razzia en vervolgens ook mee moest. ‘Rustig mensen, er is niets wat we kunnen doen. Probeer kalm te blijven. Als het inderdaad zo is dat we over moeten varen dan zitten we hier nog wel een nachtje. Ik ga vragen of er een regeling kan komen dat we onze behoeftes aan dek mogen doen. Het is hier al een stinkende bende, laten we proberen het niet nog erger te maken.’ Het kordate optreden van de agent gaf wat rust in de groep en hij werd direct door de hele groep geaccepteerd als onderhandelaar. Kees stelde voor met hem mee te gaan naar boven. De man keek naar zijn opgezwollen verkleurde wang en zei met een grijns op zijn gezicht: ‘Ik denk dat het beter is dat je beneden blijft, knul.’

De agent klom rustig de houten ladder op. We waren doodstil in afwachting van de reactie van de soldaten en vreesden het ergste. Toen hij zijn hoofd boven de rand van het ruim uitstak hoorden we hem in vloeiend Duits vragen: ‘Bitte, meine Herren, darf ich eine Frage stellen?’

Even bleef het angstvallig stil, waarna voetstappen klonken in de richting van het openstaande luik. Het antwoord konden we niet goed horen, maar het stemde hoopvol dat er niet geschreeuwd werd. Na enige tijd kwam de man, die inmiddels bij ons de heldenstatus had verworven, weer op zijn gemak naar beneden: ‘Het is goed mannen, over een uurtje gaan we varen, inderdaad over het IJsselmeer naar Kampen, en onderweg mogen we af en toe aan dek. Dus probeer alles even op te houden, hè.’

Een gejuich steeg op. Ook ik voelde me opgelucht en blij, terwijl ik verbaasd over mijn eigen reactie dacht: Nu worden we al blij dat we in storm en regen buiten boord mogen kakken.

Het werd een onrustige tocht. Gelukkig was het weer wat beter geworden. Het was koud, maar af en toe was het droog en kwam de maan door de bewolking. Het meest angstige waren de overvliegende Engelsen. Hoog boven ons hoorden we het zware gebrom van de bommenwerpers die naar Duitsland vlogen. Begeleid door de jagers van de Britten en de Amerikanen. Die scheerden regelmatig laag over het water en hoewel ze onder schot werden genomen door het lichte afweergeschut vanaf de rijnaken, werd er slechts zelden door hen teruggeschoten. Zouden ze zijn ingelicht over de vracht die de Duitsers vervoerden? Het leek er wel op. Kees zei altijd dat het verzet bijna altijd op de hoogte was van de Duitse plannen, hoewel de razzia van een paar dagen geleden een goed bewaard geheim bleek te zijn geweest. Er was slechts één ernstig incident in de loop van de nacht. Op een gegeven moment hoorde ik een vuurgevecht achter ons schip. Het geratel van Britse jagers ging door merg en been. De mensen die op dat moment aan dek waren werden snel naar beneden gestuurd. Ze waren er nog net getuige van dat achter ons een schip onder vuur werd genomen.

‘Het werd vol door die Tommy geraakt. Die is naar de haaien, dat kan niet anders…’ sprak er één bedrukt. Ik voelde me aangeslagen en bang, hoopte dat dit lot ons bespaard zou blijven. Na deze gebeurtenis werden we niet meer aan dek gelaten en ging zelfs het luik dicht, zodat we in het pikdonker onze reis moesten vervolgen. Doodmoe arriveerden we vroeg in de ochtend in Kampen.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

Het verhaal van de getroffen rijnaak is door verschillende getuigen vermeld. Ook mijn oom Gerrit Plak, opgepakt op 10 november, schrijft hierover in een brief aan zijn vrouw Lien Plak-Vonk, zus van mijn vader.

Een belangrijke vliegroute van Britse bommenwerpers naar Duitsland ging over het IJsselmeer. De afsluitdijk en de IJsselmeereilanden waren goed zichtbare oriëntatiepunten. Verder was er beperkte luchtafweer.