Feuilleton DEEL 2

 

‘Snel, hier heb je wat brood. Over de schutting, wegwezen!’ had moeder gezegd. Maar ik schudde mijn hoofd, moe van het vluchten. Het was nu ook veel te link met al die soldaten. We hoorden in de verte schoten en geschreeuw.

‘Nee, ma. Het is veel te gevaarlijk. Ook voor jullie. Je ziet toch wat ze schrijven. Ik ga wel mee.’

Ze sputterde nog wat tegen, maar ik had mijn beslissing genomen.

‘Het kan nooit lang duren voor ik thuis ben. De oorlog loopt op zijn einde’, zei ik stoer om haar gerust te stellen, ‘ik ga mijn koffer pakken.’

In allerijl pakte ik mijn spullen. Pa gaf me zijn zondagse schoenen, twee maten te groot. ‘Daar zitten tenminste nog redelijke zolen onder, knul. Het is koud en nat buiten. Belangrijk om je voeten droog te houden. Doe maar een extra paar sokken aan, wie weet waar je helemaal naartoe moet lopen.’

Daar stond ik. Klaar achter de voordeur. Wachtend tot buiten het bevel zou komen om de straat op te gaan. Niet laten merken dat ik bang ben, dacht ik nog.

De hele voorraad brood van de familie zat in mijn koffer, drie dikke plakken brood met een beetje bietenstroop. Verder een extra trui, een mes, een vork, een lepel en een beker. Om mijn pols droeg ik het horloge dat ik van opa had gekregen.

‘RAUS … RAUS!’, klonk het door de straat. Gebonk op de deuren. Vuisten, geweerkolven. Systematisch gingen de soldaten van deur tot deur. Ze naderden ons huis. Ik draaide me nog een keer om naar mijn ouders en mijn zusje. Pa hield zich groot, net als ik, maar mijn hart klopte in mijn keel, bang, onzeker, wat ging er gebeuren? Ma en zusje huilden zacht.

‘Nou, dan ga ik maar.’ Ik hield me flink, opende de deur en stond direct pal voor een soldaat. ‘AUSWEIS!’, snauwde hij me toe. Zenuwachtig gaf ik hem mijn persoonsbewijs. Hij keek van de foto weer naar mij en las mijn geboortedatum en onder een goedkeurend: ‘Ah, siebzehn!’ werd mijn persoonsbewijs weer in de handen gedrukt en kreeg ik een zet richting de groep mannen die zich inmiddels in het midden van de straat had verzameld. Ik keek om mij heen. Herkende buurmannen, wat vrienden uit de straat en een maat van me die ook bij Wilton-Fijenoord werkte. De moffen controleerden aan de overkant de deuren die gesloten bleven. Bonsden op de deuren, als er niet snel werd opengedaan, zorgden ze er zelf wel voor. Voor het huis van nummer 54 stond een dikke Duitser. Zo te zien de commandant. Hij overzag de rij mannen, zijn blik hard en geringschattend. Waren we eigenlijk wel mensen voor hem? Hij keek me aan en spuugde op de grond. Oog in oog, maar geen enkele blik van mededogen. Ik was slachtvee voor hem. Deed er niet toe.

‘AUFMACHEN! SCHNELL!’ Een soldaat schopte de deur in bij buurman Van Genderen en stormde naar boven. We hoorden het bonken van zijn laarzen op de houten trap, keken naar de gapende opening. De voordeur was al lang geen bescherming meer tegen gevaar van buiten. Het touwtje hing nog uit de brievenbus van de kapot getrapte deur. Op dat vroege uur en met de vijand al jaren in het land, waren we nog steeds zo goed van vertrouwen. Die stomme mof had gewoon even aan het touwtje kunnen trekken om de deur te openen.

De commandant liep er naar toe, stuurde een tweede soldaat naar boven. Ik hoorde het geluid van brekend glas. Een vrouw schreeuwde, kinderen huilden. Het duurde niet lang voor Van Genderen de straat op werd gesmeten, zwarte vegen over zijn gezicht. Kennelijk had hij zich in het kolenhok verstopt. Hij kreeg nog een trap in zijn lende van de commandant, die zonder hem verder nog een blik waardig te keuren weer terugliep naar nummer 54, het huis van de familie Scherpenisse. Stond daar wijdbeens, triomfantelijk naar ons te kijken. Zijn rechterhand steunde op de holster van zijn pistool, de linker in zijn uniform gestoken als een soort nazi-Napoleon. Zijn mannen waren inmiddels het huis van Joop gepasseerd. Nu stapte hij de twee treden af en gebaarde naar hen dat de rij in beweging moest komen.

‘SCHNELL, SCHNELL.’ Als een kudde beesten werden we voortgedreven. Ik zwaaide naar mijn familie en keek nog één keer om naar de deur van Joop, die dicht bleef.

Joop Scherpenisse, buurjongen, vriend en collega bij Wilton-Fijenoord. Zijn broer Henk was vorig jaar verdronken in de Biesbosch. Hij zat in het verzet en hielp Engelse vliegeniers te verbergen. Hij was Joops held. Waar zou Joop toch uithangen? Ik wist zeker dat ik hem niet in de rij had gezien. Hoe vaak waren we niet samen gevlucht door de achtertuinen als er Duitsers in de buurt waren. Over de schutting van tante Keetje en ome Marien, de ouders van Joop. Via de binnentuinen van de Beverstraat naar het rangeerterrein van de spoorwegen. Uren hadden we daar doorgebracht. Samen met nog wat jongens uit de buurt tussen de lege wagons. Verhalen vertellend over onze stiekeme sabotagepogingen op de werf. Veel stelde het niet voor. De oude Hein, chef van de werkplaats, kneep wel een oogje toe, maar de laatste tijd toen de werf nog open was, was er teveel controle van Duitse opzichters en landverraders, die ons in de gaten moesten houden. Draaiden we noodgedwongen de lopen van de 150 mm en 88 mm boordkanonnen van de Kriegsmarine.

Nu lag het werk al een tijdje stil. De Engelse bommenwerpers hadden de werf zo vaak onder vuur genomen dat er niet meer te werken was. Een groot deel van de fabriekshal was in puin gegooid en wij waren naar huis gestuurd.

Vanaf dat moment werd er op ons gejaagd. Werden we geacht voor de mof in moffenland te gaan werken. Sommigen gaven er gehoor aan. Veel van ons doken onder. Tot vandaag met succes.

 

+++++++++++++++

 

Joop Scherpenisse, oom van de schrijver, stond inderdaad klaar achter de voordeur. Zijn deur werd overgeslagen en hij is nooit in Duitsland geweest om te werken.

De man die hij als broer zag en die, met zijn vader Hein Ritstier en drie broers, bij Joops ouders inwoonde is Henk Ritstier. Hein, weduwnaar, was loodsbaas bij Wilton Fijenoord. Henk is als verzetsstrijder ondergedoken geweest in de Biesbosch, waar hij tijdens een achtervolging is verdronken. Het is onbekend van welke verzetsgroep hij lid was. Veel verzetsstrijders zaten ondergedoken in de Biesbosch. Het was voor de nazi’s een gevaarlijk gebied om te komen.