Feuilleton deel 7

 

Het Feijenoord stadion

We werden opgewacht door een comité van diverse moffen. Ik zag er een paar met een witte jas, officieren van de SD en andere Duitse functionarissen, sommigen in uniform, anderen in burger. Een NSB’er riep luid om papieren bij de hand te houden: ‘Doktersattest!’ Persoonsbewijs! Vrijstelling!’

Plotseling stootte Kees me aan en siste: ’Daar staat Hoffmann met die vuile verrader van een Bitter naast hem.’

‘Wie Kees?’

‘Die smerige Hoffmann, een hoge pief bij de SD, die de informatie er bij je uitslaat met een tafelpoot. Hij was vroeger bokser en heeft al heel wat mensen uit de illegaliteit helemaal tot moes geslagen. Pas heeft hij nog eigenhandig drie jongens in Rotterdam vermoord. De rest doen zijn ondergeschikten. Die vent die naast hem staat is Kees Bitter, Kleine Kees, hij was de leider van KP-Zuid tot hij werd opgepakt. Er was al een vermoeden dat hij informant was geworden van de moffen. Kijk hem nou staan in zijn SD-uniform. Wat een smeerlap!’ Angstig keek hij om zich heen, ‘Ik hoop niet dat mijn ooms ergens in de rij staan. Die verrader zal hen zeker herkennen en dat doorgeven aan Hoffmann.’

Inderdaad zag ik de twee steeds met elkaar smoezen.

Soldaten bevalen ons de pet af te zetten toen we dichter bij de controle kwamen.

‘HUT AB, HUT AB,’ schreeuwden ze.

Bitter wees naar een man naast me die net deed of hij het bevel niet gehoord had en wat naar de grond keek. Soldaten sleurden hem voor de SD’er die hem in het gezicht sloeg en zijn pet afgriste. Kees Bitter keek naar het slachtoffer en schudde zijn hoofd. Was het een daad van mededogen van deze verrader? Herkende hij hem niet of werd deze man gewoon niet gezocht? Hoe het ook was, de man werd terug de rij in geduwd en langzaam schuifelde hij met ons het veld op.

Iemand op het veld wist ons te vertellen dat de man geluk had. Er waren al een paar leden van het verzet herkend en afgevoerd. ‘Weet je wie het waren?’ vroeg Kees aan de man. ‘Sorry knul’, antwoordde de man hoofdschuddend, ‘ik hoorde het ook maar van een ander.’

Ik keek om me heen, op het veld stonden inmiddels vele honderden mannen en jongens en ze bleven binnenstromen. Sommigen stonden apathisch in de stromende regen. Het leek of de kou en het feit dat ze doornat regenden hen niet deerde. Anderen lieten hun tranen de vrije loop. Veel liepen rond, op zoek naar familie en kennissen. Wij zorgden er goed voor niet gescheiden te worden.

Op de eerste ring van de tribune stond op elke zijde een mitrailleur opgesteld. Johan zag lijkbleek. Het ging duidelijk niet goed met hem, zijn blik was leeg. Hij liep te trillen als een rietje en maakte aanstalten om te gaan zitten op het gras. ‘Ik ben zo moe’, mompelde hij.

Kees pakte hem vast: ‘Geen goed idee jongen, je zou nog doodvriezen. Kom.’ Hij pakte hem vast en probeerde hem wat warm te wrijven. ‘Kom op jongens, we moeten proberen ergens een schuilplaats te vinden. Nu kunnen we nog een beetje rondlopen en zoeken. Als het zo doorgaat met die stroom mannen, kunnen we ons straks niet meer verroeren.’ Hij sleurde Johan mee en wij volgden hem.

We waren niet de enigen die op het idee gekomen waren. Om elk plekje wat een beetje bescherming bracht tegen wind, regen en kou werd strijd geleverd. Beide doelen waren bezet, of die paar palen en een net bescherming boden tegen de elementen. De betonnen kuil achter het doel aan de Maaszijde waar tijdens wedstrijden de fotografen in stonden was helaas al door een groep mannen bezet. Hun blikken waren duidelijk, we hoefden niet te proberen ons bij hen te voegen.

Ik zou er wat voor over hebben gehad om een plekje te vinden onder de bescherming van de eerste ring. Helaas moest iedereen op het veld blijven. We besloten om maar zoveel mogelijk in beweging te blijven, tot we zo moe waren van het rondlopen dat we geen andere keus hadden om neer te zijgen op het kletsnatte veld. De meesten mannen waren inmiddels gaan zitten, zoveel mogelijk, net als wij, op tassen en koffers. We hadden tenslotte de hele morgen al gestaan en gelopen. Ergens in een hoek werd spontaan een lied geboren. *Ik ben niet bang, ik ben niet bang, *werd in staccato door een groepje gezongen. Die ene regel, steeds herhaald, zwol aan in het overvolle stadion. Ook Kees stond op en zong uit volle borst mee. Voorzichtig volgden we zijn voorbeeld, tot een aantal soldaten in de lucht begonnen te schieten en een ijzige stilte volgde met alleen de echo van het geluid van de schoten die van de lege tribunes terugkaatste. Ik zag tranen in de ogen van volwassen mannen. Ze zouden ons niet klein krijgen.

Steeds als het te druk op het veld werd en het leek of er niemand meer bij kon, werden er ook groepen mannen afgevoerd, het stadion weer uit. Voorop liepen steeds de zieken en de mannen die gearresteerd waren omdat ze in het verzet zaten. Ook de Joden werden afgevoerd. Wat zou hun lot zijn?

Zo was er een constante stroom aan- en afvoer. We besloten maar zo ver mogelijk van die uitgang een nieuw plekje te zoeken.

 

+++++++++++++++ wordt vervolgd +++++++++++++++

 

SS Hauptscharführer bij de Rotterdamse SD, Johannes Wilhelmus Hoffmann, was bokser. Hij was betrokken bij de eerste deportaties van Joden uit Rotterdam. Het was een sadist en mishandelde Joden en verzetsmensen op een beestachtige manier. Ook schuwde hij het niet om vrouwen en kinderen te mishandelen om informatie te verkrijgen. Persoonlijk fusilleerde hij een groot aantal mensen standrechtelijk.

Kees Bitter, of kleine Kees, zoals zijn schuilnaam was, was een van de grondleggers van de Knokploeg Zuid, samen met Lange Jan (Jan Engberts) en Bolle Piet (Piet Roubos). Kees was een verzetsstrijder van het eerste uur. Deed mee aan tal van verzetsacties. In ‘42 werd hij door de politie opgepakt en overgedragen aan de SD. Aanklacht was verboden wapenbezit en hulp aan Joden. Hij werd overgebracht naar Kamp Amersfoort, maar kwam al snel vrij. Mazzel, dacht men, want op hulp aan Joden stond minimaal 6 maanden strafkamp. En voor wapenbezit nog langer.

Hij zette zijn verzetswerk voort, werd leider van de Knokploeg Zuid, maar op 27 oktober 1944 werd hij door de SD weer gearresteerd. Erna volgden vele verdachte arrestaties van verzetsleden. De eerste verdenkingen dat Kees was doorgeslagen tijdens zijn eerste of tweede arrestatie, of zelfs informant was geworden, ontstonden in kringen van het verzet.

Kees werd op 10 en 11 november, tijdens de razzia gezien in SD uniform.

In december 1944 werd hij door het verzet opgepakt en voor verhoor meegenomen. Uiteindelijk gaf hij toe verraad te hebben gepleegd. Op 5 januari 1945 werd hij schuldig bevonden en na hem bedwelmd te hebben met chloroform gaven ze hem een cyaankali injectie. Die werkte echter niet en schoot men hem door het hoofd. Zijn lichaam werd in een jute zak, verzwaard met bakstenen, genaaid en in het Boerengat gegooid. Zijn lichaam is nooit gevonden.

linker foto: Johannes Wilhelmus Hoffmann
rechter foto: Kees Bitter